Het lijkt zo’n eenvoudige wens. Je wilt alleen maar gelukkig zijn. Hoe komt het dan toch dat je dit vaak helemaal niet bent?
Om dit te begrijpen is het belangrijk om iets te weten over de oorsprong van ons menselijke brein en ik maak hierbij graag gebruik van het boek De valstrik van het geluk van Russ Harris.
Onze soort, homo sapiens, loopt sinds zo’n honderdduizend jaar rond op deze planeet en sinds die tijd is de ontwikkeling van ons brein erop gericht om te kunnen overleven in een wereld vol gevaren. In vroegere tijden waren we allemaal jager-verzamelaar en onze allereerste prioriteit lag in het signaleren van alles wat ons mogelijk kwaad zou kunnen doen en dit dan te vermijden. De primitieve menselijke geest was eigenlijk een zorg-dat je niet-gedood-wordt-mechanisme en deed zijn werk als zodanig geweldig goed. Hoe beter onze voorouders werden in het voorspellen van en het vermijden van gevaar, hoe langer ze leefden en hoe meer kinderen ze kregen. Met iedere generatie raakte het menselijke brein daardoor beter toegerust om te anticiperen op gevaar. En nu, na honderdduizend jaar evolutie, is ons brein heel bedreven in vooruitkijken, analyseren, beoordelen en oplossen van mogelijke problemen en staat het nog steeds voortdurend op de uitkijk en beoordeelt het alles wat ie tegenkomt. Is dit veilig of gevaarlijk? Nuttig of schadelijk? Goed of fout? In onze tijd worden we alleen niet meer gewaarschuwd voor de gevaren van een holebeer maar voor het gevaar om onze baan te verliezen, onszelf in het openbaar voor schut te zetten, ziek te worden, bestraft te worden, ergens te veel voor te betalen en nog honderden andere dagelijkse gevaren. Het gevolg is dat we veel energie en aandacht besteden aan het ons zorgen maken over zaken die meestal helemaal niet gebeuren.
Een ander essentieel principe in vroeger tijden was ‘bij een groep horen’, de stam behoedde ons immers voor de gevaren die erbuiten dreigden. En hoe voorkomt je geest dat je wordt buitengesloten? Door jezelf voortdurend te laten vergelijken met de andere leden van de clan: Gedraag ik me wel zoals de bedoeling is? Draag ik voldoende bij? Ben ik even goed als de anderen? Doe ik niet iets waardoor ik afgewezen zou kunnen worden?
Herken je dit?
Onze geest waarschuwt ons voortdurend voor afwijzing en is al door bezig ons te vergelijken met de rest van de maatschappij of de groep waar we graag toe behoren. Geen wonder dat we veel energie en tijd besteden aan het zorgen dat anderen ons wel aardig vinden en we voortdurend druk zijn met het vinden van manieren om onszelf te verbeteren. Het verschil met honderdduizend jaar geleden is echter dat we ons niet alleen vergelijken met de directe kring waar we deel van uit maken maar dat de moderne media ons steeds weer confronteren met mensen die slimmer, rijker, succesvoller, of hoe dan ook beter zijn dan wijzelf. En om het nog ingewikkelder te maken: onze geest is inmiddels zo verfijnd dat we ook een ideaalbeeld kunnen scheppen van de persoon die we graag zouden willen zijn – en ons dáár dan mee vergelijken! Wat voor kans hebben we dan nog? Het kan dan bijna niet anders of we voelen ons niet goed genoeg.
En zo wordt duidelijk waarom het zo moeilijk is om gelukkig te zijn. De evolutie heeft ons brein immers zo gevormd dat we voortdurend alert zijn op potentieel gevaar, we onszelf steeds weer vergelijken, evalueren en bekritiseren en we onze aandacht hierdoor vooral richten op dat wat we niet hebben of er niet is. Dit mechanisme is inherent aan het feit dat we mens zijn. Het is een natuurlijk principe en we hebben er geen schuld aan dat ons brein zich zo heeft ontwikkeld. Zo zitten we als mens nu eenmaal in elkaar.
Vanuit dit menselijke mechanisme is het ook begrijpelijk dat we ‘geluk’ vaak gelijkstellen aan ‘je goed voelen’ of ‘plezier, blijheid, voldoening ervaren’. Dit soort ‘geluksgevoelens’ vinden we immers allemaal fijn maar ze zijn net als alle andere gevoelens van voorbijgaande aard. Hoe hard we ook ons best doen eraan vast te houden, ze ontglippen ons steeds weer. En zo wordt ook duidelijk dat een leven dat vooral gewijd is aan het streven naar louter prettige gevoelens uiteindelijk heel onbevredigend is.
Herken je dit ook nog?
En denk jij regelmatig: ‘Is dit het nu?’
Misschien ben jij dan ook toe aan een andere definitie van ‘geluk’.
Een andere invulling van geluk is: Voluit leven en een rijk en zinvol leven leiden.
Gelukkig leven betekent dan dat je helder krijgt waar jij voor wilt staan, dat je een richting kiest die jij waardevol en belangrijk vindt en dat je je aandacht en activiteiten wijdt aan dat waar jouw hart naar uit gaat.
Zo levend kun je een sterk gevoel van vitaliteit ervaren en het hele scala aan menselijke emoties beleven, van plezier en blijdschap, tot verdriet, boosheid en angst. Dat hoort immers bij het leven en is heel normaal.
Zo levend kun je op een diep niveau beseffen dat jouw leven goed is zoals het is. En misschien kun je dan ook wel zeggen: Ik ben gelukkig. Ik leef!